Minilesjes als leesbevorderende activiteit
Wat is een minilesje?
Een minilesje is een kleine motiverende instructie voorafgaand aan het vaste leesmoment. Het is bedoeld om leerlingen in de leesstand te krijgen en om ze in hun boek te laten duiken.
Het is een leesbevorderende activiteit, waarna leerlingen vervolgens allemaal in hun eigen boek gaan lezen. Het minilesje gaat daarom altijd over een algemeen onderwerp dat bij alle leesboeken past.
Wat zijn de kenmerken van een goed minilesje?
Het is kort (5 min. maximaal 10 min.)
Het vindt plaats aan het begin van de leestijd met een kort evaluatiemoment aan het eind.
Het wordt gebruikt om bijv. boeken te introduceren of om je eigen leesbeleving te delen, lees altijd een klein stukje voor.
Het moet samen te vatten zijn in 1 zin.
Er moet verband gelegd kunnen worden met hetgeen de leerlingen op dat moment lezen.
Het heeft een relatie met een goed bestaand kinderboek (in de bovenbouw mag het ook je eigen boek zijn).
Voorbeeld:
Ik heb vandaag een boek meegebracht dat ik vroeger heel graag las. Kennen jullie dit boek ook? Het heet Pippi Langkous. Pippi Langkous is een heel sterk en stoer meisje. Ik zal een stukje voorlezen waar dat uit blijkt (kies een passend stukje en lees dit voor). Ik zou heel graag op Pippi willen lijken en ook heel graag net zo sterk en stoer als Pippi willen zijn, maar dat ben ik niet. Daarom lees ik dit boek graag, want dan kan ik fantaseren dat ik Pippi ben. Hoe is dit bij jullie? Zouden jullie op de hoofdpersoon uit je boek willen lijken? Als we straks klaar zijn met lezen zou ik daar graag even met jullie over willen praten.
Na het lezen laat je kinderen 2 minuten uitwisselen met hun schoudermaatje (time-timer) en geef je een paar kinderen de beurt om klassikaal uit te wisselen.
Opzet minilesje:
1.De leerkracht leest een deel van een tekst voor (‘verhaal’- gedicht- informatieve tekst)
2.De leerkracht denkt hardop na over zijn leesbeleving m.b.t. deze tekst en koppelt dit zo
mogelijk aan een bepaald kenmerk van de tekst (genre/ verhaalstructuur);
3. Eventueel korte interactie met de kinderen hierover;
4. Leerkracht: ‘Ik vraag me af/ ben benieuwd of in het boek dat jullie lezen ook…..
Na afloop praten we er even over.’
Onderwerpen voor minilesjes:
1. Onderwerpen uit observatie (wat hebben deze leerlingen nodig)
- Hoe kies je een boek?
- Hoe houd je bij wat je gelezen hebt?
- Hoe leen je boeken uit de klassen- of schoolbibliotheek?
- Wat doe je als je boek uit is?
- Waarom zijn sommige boeken (te ) makkelijk / moeilijk of precies goed?
- Wanneer kun je beter stoppen met het lezen van een boek?
- Introductie tot verschillende genres die kinderen leuk zouden kunnen vinden
- Het plezier als je een schrijver vindt die jij echt leuk vindt
- Hoe vind je je volgende boek op basis van eerder gelezen boeken?
- Hoe serieboeken werken?
- Wat doe je als je een woord tegenkomt dat je niet kent?
- Hoe leer je stillezen? (via fluisterlezen)
- Waar vind je boekbesprekingen?
- Hoe doe je een boekreclame?
- Hoe haal je informatie uit een boek als je een werkstuk moet maken?
2. Onderwerpen uit teksten (elementen die de beleving kunnen triggeren, diepere lagen in de tekst, wat maakt dit stukje tekst interessant / spannend / ontroerend / grappig / .......?)
3. Jouw ervaringen als lezer die je deelt met de kinderen (waarom lees je, waar, wanneer, hoe zoek je boeken, hoe bewaar je ze, je overtuigingen over boeken, hoe houd je bij wat je gelezen hebt,...)
Voorbeeld over het kiezen van een boek:
“Kijk, ik heb een boek uit de bibliotheek gekozen. Ik vind roze een mooie kleur, dus ik denk dat dit roze boek écht een boek voor mij is. Ik zal jullie een stukje voorlezen.”
Ik begin voor te lezen en het boek is een fantasyboek waarin draken worden verslagen. Het bloed spat van de bladzijden af en ik zie het afgrijzen op de gezichten van veel leerlingen toenemen. Dan deel ik mijn eigen ervaring:
“Oh, dit boek is waarschijnlijk toch geen goed boek voor mij. Het was dus niet zo verstandig om een boek te kiezen op kleur. Wat had ik beter kunnen doen?”
De leerlingen delen hun ideeën met mij en ik noteer ze: Eerst de titel en de omslag bekijken. Eerst de flaptekst lezen. Daarna de eerste bladzijde lezen. Het boek doorbladeren en de illustraties bekijken.
“Als jullie straks klaar zijn met lezen ben ik heel benieuwd hoe jullie het boek gevonden hebben dat jullie nu aan het lezen zijn.”
De verzamelde ideeën van de leerlingen kunnen andere leerlingen helpen om in de toekomst een goed boek te kiezen.
Registratie van ideeën
De vragen in de schema’s geven richting aan een minilesje van de leerkracht. Er wordt altijd een relatie gelegd met een voorgelezen fragment uit een boek.
Het onderwerp van het boek
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Waar gaat het boek over? Wat is het onderwerp? |
|
|
|
Is het onderwerp: - interessant? |
|
|
|
- modern? |
|
|
|
- ouderwets |
|
|
|
- verrassend |
|
|
|
- |
|
|
|
- |
|
|
|
Gebeurtenissen in het boek
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Gaat het in het boek over gebeurtenissen? |
|
|
|
Gaat het in het boek over gevoelens? Welke? |
|
|
|
Gaat het in het boek over gedachten van personen? Hoe weet je dat? Welke gedachten? |
|
|
|
Zijn de gebeurtenissen spannend? Voorbeeldzin erbij. |
|
|
|
Zijn de gebeurtenissen grappig, hunoristisch, leuk? Hoe weet je dat? Voorbeeldzin erbij. |
|
|
|
Zijn de gebeurtenissen droevig, verdrietig, dramatisch? Lees een stukje voor waaruit dat blijkt. |
|
|
|
Zijn de gebeurtenissen herkenbaar voor jou? Leg uit. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personen in het boek
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Welke personen komen voor in je boek? |
|
|
|
Wat weet je van de personen in je boek? |
|
|
|
Kun je je verplaatsen in de gevoelens, gedachten van een persoon? Waarom wel/niet? |
|
|
|
Zijn de personen zo beschreven dat ze écht lijken? Leg uit. |
|
|
|
Wat weet je van het karakter van de personen? |
|
|
|
Is er een hoofdpersoon in het verhaal? |
|
|
|
Welk persoon uit het boek zou jij willen zijn? Waarom? |
|
|
|
Zou jij de hoofdpersoon willen zijn uit het verhaal? Waarom wel/niet? |
|
|
|
Was er een persoon belangrijk die niet in het boek voorkwam? Hoe zou het verhaal zijn gegaan als die persoon wel een rol had gespeeld? |
|
|
|
|
|
|
|
Ervaringen delen over een boek
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Wat boeit je het meest in het boek? Leg uit. |
|
|
|
Wat vind je van het boek? Leg uit. |
|
|
|
Zou je dit boek aan iemand aanraden/afraden? Waarom? |
|
|
|
Heb je meegeleefd met het verhaal? Waar blijkt dat uit? |
|
|
|
Ken je andere boeken die hierop lijken? Waarom? |
|
|
|
Waren er dingen in het boek die niet klopten? |
|
|
|
Waar had je nog meer van willen lezen in dit boek? |
|
|
|
Wat kun je aan je vriendjes vertellen over dit boek? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Je eigen mening over een boek
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Is de titel van het boek goed gekozen? Waarom wel/niet? |
|
|
|
Past de kaft van het boek bij het verhaal? |
|
|
|
Wat vind je van de illustraties van het boek? |
|
|
|
Kun je voorbeelden van “beeldspraak” vinden in het boek? |
|
|
|
Welke andere titel zou je voor het boek kunnen verzinnen? |
|
|
|
Moet je de tekst in het boek letterlijk nemen? |
|
|
|
Zou je dit boek aanraden aan klasgenoten? |
|
|
|
|
|
|
|
De omgeving waarin het boek zich afspeelt
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Waar speelt het verhaal in het boek zich af? |
|
|
|
Beschrijf de omgeving uit het boek. |
|
|
|
Speelt het verhaal zich af in een stad/ dorp? Leg uit. |
|
|
|
Hoe groot is de omgeving ongeveer waar het verhaal zich afspeelt? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De taal en woordenschat van de schrijver
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Is het verhaal moeilijk/ gemakkelijk te lezen? Leg uit. |
|
|
|
Komen er lange woorden voor in het verhaal? Geef voorbeelden. |
|
|
|
Komen er moeilijke woorden voor in het verhaal? Geef voorbeelden. |
|
|
|
Is de taal in het boek ouderwets? Geef voorbeelden. |
|
|
|
Past de taal bij het verhaal? Geef een voorbeeld. |
|
|
|
Zijn er dingen die je zijn opgevallen in het taalgebruik? |
|
|
|
Doet de schrijver zijn best om er een mooi verhaal van te maken? Geef voorbeelden waaruit dat blijkt. |
|
|
|
Lees de beginzin van je boek. Heeft die zin je geïnspireerd om het boek te gaan lezen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Patronen en/of structuren in het boek
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
Lijkt het boek op een ander boek? Leg uit. |
|
|
|
Is er iets wat er steeds terug komt in het verhaal? |
|
|
|
Wat is echt en wat is verzonnen? |
|
|
|
Komt het verhaal snel/langzaam op gang? |
|
|
|
Is er 1 verhaallijn of lopen er verhaallijnen door elkaar? |
|
|
|
Zit je meteen midden in het verhaal als je begint in het boek? |
|
|
|
Past de opbouw van het verhaal bij het boek? |
|
|
|
Wat vind je van het eind van het boek? Verrassend of voorspelbaar? |
|
|
|
Is het duidelijk of onduidelijk hoe het verhaal afloopt? Hoe vind je dat? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De tijd waarin het boek zich afspeelt
Opdracht | Titel van het boek | Gekozen pagina’s | Ervaringen |
In welke tijd speelt het verhaal in het boek zich af? |
|
|
|
Wordt er gespeeld met de tijd? Leg uit. |
|
|
|
In hoeveel tijd speelt het verhaal zich af? (1 dag/ 1 week, etc) |
|
|
|
Zitten er vooruitblikken in het verhaal? Geef voorbeelden. |
|
|
|
Zitten er terugblikken (flash-backs)in het verhaal? Geef voorbeelden. |
|
|
|
Zitten er herinneringen in het verhaal? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bronnen voor minilesjes:
http://www.dyadon.nl/downloads/leesspel-chambers-en-walta.pdf
Bronnen voor boekpromotie:
www.leesbevorderingindeklas.nl
Bronnen voor deze publicatie:
Atwell, N. (2007). The reading zone. New York: Scholastic.
Morgan, D. N., Mraz, M., Padak, N. D., & Rasinski, T. V. (2009). Independent reading. New York: The Guilford Press.
Chambers, A. (2002) Vertel eens; Kinderen, lezen en praten. Den Haag: Uitgeverij Biblion
Elsäcker, W. van, Verhoeven, L. (2001): Interactief lezen en schrijven: Naar motiverend lees- en schrijfonderwijs in de midden- en bovenbouw van het basisonderwijs. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Met speciale dank aan LIST-collega’s Anneke Smits en Hanneke Pot